De drie P’s: gebied, gemeenschap, geld

Het Engels is een volstrekt onlogisch taaltje dat vooral met een hoop mazzel de wereld heeft veroverd. En Nederland is een handelsnatie zonder veel trots op de eigen cultuur. Waar de Fransen in ieder geval nog een paar jaar hier te lande vertoefd hebben om ons aan een trottoir en een toilet te helpen, hadden de Engelsen genoeg aan het verschepen van een hoop onhebbelijk volk naar de nieuwe wereld. Om te ontdekken dat ze de greep erop (grip is Engels, greep is Nederlands) snel kwijtraakten en de Amerikaanse verbastering van het Engels de wereldtaal werd. En zo e-mailen en whatsappen we via onze computer, laptop en smartphone zonder dat er nog een rode kringel onder die woorden verschijnt om een taalfout aan te geven.

Ik doe er rustig aan mee hoor, verzet ertegen is een tamelijk zinloos tijdverdrijf, maar enige ergernis kan ik niet altijd voorkomen. Zeker als ik merk dat sommige Engelstalige termen wel heel makkelijk overgenomen worden en er meteen een hele marketingcampagne (grappige combinatie hè) bijkomt die het nadenken overspoelt. Men gaat er al gauw van uit dat als iets Engels klinkt, de suggestie wordt gewekt dat het iets Amerikaans is en dus het nieuwste van het nieuwste vertegenwoordigt. Wat vaak ook zo is, maar niet altijd en zeker gaat het niet altijd om een verbetering. Of moet ik niet zo misprijzend doen over de grote beker frappuccino van Starbucks? Over de term consultant? De manager?

Ik kwam hierop toen ik met een landschapsdame sprak die werkzaam is voor grond- en gebiedseigenaren die iets mooiers of nieuwers van hun omgeving willen maken. Het lokale werk dus, van onderaf, voor en met mensen en organisaties die graag zelf wíllen en niet zomaar moeten. Ik bracht energielandschappen in, en energieontwikkeling op stilliggende terreinen (nu locatieontwikkeling traag gaat en de energievoorziening erbij dus nauwelijks speelt, maken we van de nood maar een deugd en draaien het op advies van Johan Cruijff om, want ieder nadeel, uweetwel).  Een plaatselijke nieuwe energieontwikkeling zoals het plaatsen van windturbines of het realiseren van een zonnepanelenveld zou niet in de eerste plaats om geld moeten draaien, bespraken we, want het marktdenken heeft best veel tot stand gebracht maar lang niet altijd enkel het goede. Bovendien hebben we met z’n allen steeds meer tijd, geld en kennis om (bijvoorbeeld) energievoorzieningen zelf, lokaal, op te pakken.

Goed kijken naar de omgeving waarin het zich moet gaan afspelen is dan veel belangrijker, zeker voor de langere termijn. Net als lokale betrokkenheid. Niet dat projecten zo altijd makkelijker van de grond komen, want lokale initiatiefnemers zijn soms ook zeer bedreven in het wekken van lokale weerstand, maar ook helpt het bij de acceptatie en zeker bij het instandhouden. Natuurlijk moet een project ook financieel in orde zijn, anders is de moeite – nou misschien niet eens helemaal voor niets geweest, want behalve leuk zal het ook leerzaam zijn geweest. Maar met geld als belangrijkste drijfveer ziet het keuzeproces er minder gezond uit dan zou kunnen. Dan zou moeten, misschien wel.

Daarom: eerst gebied en gemeenschap. Daarna geld. People, planet, profit staat al aardig goed op volgorde. Maar klinkt mij te slogan-achtig en bovendien als te ver weg van de bedstee. Voor je eigen leefomgeving krijg je meer mensen het huis uit dan voor de planeet. En die mensen zijn belangrijker voor je project dan ‘het volk’. Als die ondergrond goed is komt het geld aan bod en kan het profijt gemaakt en verdeeld worden. Dus met ‘gebied, gemeenschap, geld’ komen we denk ik al aardig dicht bij huis. En dat helpt om iets wezenlijks van de grond te krijgen.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *