De Warmtewet – olifant of ordeschepper?

Stel je een bedrijf voor waar drie mensen werken die alle drie roken als ketters. De hele dag door wordt er gepaft en de één (collega) steekt de ander (sigaret) aan en de ander de één. Ze weten donders goed dat hun leven sneller en met een lelijke slotfase eindigt en daar hebben ze vrede mee. Er komt nooit een klant of een leverancier op bezoek, ze handelen alles zelf af dus hun gepaf doet verder niemand kwaad.

Het mag niet. De wet zegt dat op de werkplek niet gerookt mag worden. Het maakt niet uit dat helemaal niemand er last van heeft.

Deze vergelijking kwam in me op toen ik bij een congres over de Warmtewet was. De stichting Warmtenetwerk had een drukbezochte middag georganiseerd waar juristen van Bird & Bird en toezichthouders van de ACM (autoriteit consument en markt) een uitgebreide toelichting aan ‘het veld’ gaven op deze wet die vanaf 1 januari 2014 regels gaat stellen aan alle leveringen van warmte aan kleine verbruikers.

Stel je hebt met buurtgenoten een eigen warmtevoorziening georganiseerd. Het kan en het bestaat ook, hoewel nog maar mondjesmaat. Je bent met z’n allen eigenaar van je buurtwarmtebedrijf en bepaalt samen hoe je de kosten ervan verdeelt. Omdat dit eigen bedrijf warmte levert aan kleine verbruikers valt het onder de Warmtewet. Dit betekent dat je nog steeds zelf mag bepalen hoe je de kosten verdeelt, zolang het maar via een vast en een variabel deel gaat én die twee componenten niet hoger zijn dan wat de wet als maximum voorschrijft. Mocht je dus in enig jaar met z’n allen besluiten om idioot hoge tarieven te gaan betalen (om fiscale redenen, of om de kapitaalspositie van je eigen warmtebedrijf te versterken), dan is dat vanaf 1 januari 2014 verboden.

Een wet, zeker als die net nieuw is, kan vast niet met een waslijst uitzonderingen beginnen. Maar dat er aan de onderkant van de warmtemarkt veel onduidelijkheid is en voorlopig wel zal blijven, het lijkt me niet te voorkomen. Tegenover een tiental grootstedelijke stadsverwarmingsprojecten staan duizenden kleine blok- of buurtwarmteprojecten. De wet die is begonnen voor het grote werk maar ook over al het kleine en fijne gaat, zal voor de evaluatie in 2015 niet veranderd worden. We moeten er maar het beste van maken.

Vooral werd duidelijk dat er nog weinig aansluiting is tussen de wet en de markt. Tussen wetsjuristen en warmteleveranciers. Tussen toezichthouder en woningcorporaties die met hun vele blokwarmtesystemen ook warmte(door)leverancier worden. Ze mogen nu niet meer achteraf de totale warmtekosten van dat jaar naar rato verdelen over de huurders, maar moeten vooraf het tarief bepalen dat de grondslag is en blijft voor de verrekening.

Het hielp ook niet dat de ACM alleen de vragen die vooraf waren gesteld, op sheet had gezet en de antwoorden mondeling doorgaf, maar niet nadat eerst in woord en sheet een dikke disclaimer was afgekondigd: geen rechten te ontlenen. Formeel ongetwijfeld terecht en nodig, naar een zaal die over een paar maanden al helemaal klaar moet zijn maar nog veel vragen heeft, net wat onhandig.

Hoe zit het met de compensatieregeling bij storingen? Met daaraan voorafgaand: wat is een storing en wie bepaalt dat, de leverancier die alles moet registreren, of de afnemer die de ene storing wel merkt (maar niet direct kan zien of die ligt aan zijn huisinstallatie of aan de warmtelevering) en de andere niet? Voor warmtebedrijven zeer belangrijk want een paar compensatie-uitkeringen en de marge is bij de vaak toch al risicovolle warmteprojecten zo verdampt. De ACM had deze gevoelige onduidelijkheid nog niet goed in de gaten. Nu gelukkig wel.

Zelf dacht ik alle komende gedoe over het vergunninghouderschap te vergemakkelijken door op te merken dat je twee jaar de tijd hebt om de vergunning te krijgen. Kijk het eerst maar een tijdje aan, alle uitzoekerij en hinein-geïnterpreteer. Nee, zei de ACM, als je nu al ziet dat je straks (over 2 jaar) een vergunning moet hebben, moet je nu al aan de vergunningvereisten gaan voldoen. Hm.

Nog eentje: je hebt één of een aantal warmteprojecten en je totale warmtelevering is zo’n 8.000 GJ. Dan ben je niet vergunningplichtig (maar wel aan de maximumtarieven gebonden). Je krijgt er een project bij en je komt wel aan de grens van 10.000 GJ. Ineens vergunningplichtig dus. Dat valt nog te overzien misschien. Maar wat als je net onder de 10.000 GJ zit en we krijgen een strenge winter?

Dan was er nog kort aandacht voor de aansluitplicht op warmte die tegenwoordig in het Bouwbesluit staat. Ik zal daar later wat uitgebreider op ingaan. Hier een korte constatering: als er in een nieuwbouwproject veel koplopers zijn die een warmtenet niet nodig hebben (en de middengroep en achterblijvers in de bouw wel), kan de rentabiliteit van het warmtenet zo ver onder druk komen te staan dat de exploitant er geen brood meer in ziet en zich terugtrekt. Alleen de koplopers redden zich dan met eigen energie, de rest heeft het nakijken, net als de maatschappij die uit milieuoverwegingen dat warmtenet wou.

Wordt vervolg dus. Op mijn vraag of de Warmtewet een olifant is in de porceleinkast van kleine warmteprojecten of een ordeschepper op de rommelzolder van het warmtehuis, verwachtte ik geen antwoord. Zie het als een weergave van de twee kanten van dezelfde medaille. Als je wel antwoord wilt: doe kop of munt. Pas intussen het belangrijkste beginsel uit de Warmtewet toe op je project: een verbruikstarief per GJ dat onder het maximumtarief ligt. Zorg liefst ook dat je vastrecht aan de regels voldoet. En leg alles rustig en open uit aan je klanten.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *