Congressen en andere nietwerkbijeenkomsten

Eén van de voordelen van het zelfstandigenbestaan is dat je gewoon zelf kunt gaan naar de congressen, workshops en andere bijeenkomsten waar je zin in hebt. Geen collega die eerder was of die er meer voor in aanmerking komt. Vele bijeenkomsten zijn bovendien gratis te bezoeken, of voor een paar tientjes. De meeste zijn in november, althans, ik zag er zoveel dat ik iedere dag wel ergens heen kon.

Ik heb me in weten te houden en was alleen te vinden bij een workshop over de Warmtewet, een congres over hoe je gebieden energieneutraal maakt, een conferentie over techniek, duurzaamheid en NME (onderwijs), een evenement over lokale energie en een avond over de Amsterdamse energie. Een congres over vastgoed en energie volgt nog, net als een Cirular Economy Lab, de enige die niet congres, conferentie of een andere onderscheidende term gebruikt. Als het in het Engels is hoeft dat misschien ook niet.

Ze zijn altijd leerzaam, dergelijke bijeenkomsten. Ik heb bijvoorbeeld geleerd dat ik twitteren vanuit de zaal erg leuk vind. Verslag plus commentaar plus leuke draai plus grapje in honderdveertig tekens minus de # van het betreffende evenement, ik heb daar plezier in. Het levert wat profilering op en aandacht, maar vooral toch ook plezier om op die manier mijn zegje te kunnen doen.

Ook heb ik geleerd dat de wandelgangen me doorgaans goed bevallen. Hapjes en drankjes zijn vaak goed in orde, zeker, maar de mensen die ik er ontmoet zijn me misschien nog wel meer waard. Oud-collega’s, nieuwe vrienden, mensen die het beter of anders weten, die met nieuwe en voor mij onbekende zaken bezig zijn en soms zelfs mensen die met een probleem zitten waarvan ik denk dat ik het misschien best kan oplossen.

Maar het gebodene in de zaal zelf blijft natuurlijk de kern. Anders gaan de tweets enkel nog over het gehalte aan stropdassen (verreweg het hoogst bij Gebieden Energieneutraal) of aan vrouwen (bij onderwijs) of over het voortijdig sluiten van de bierpomp (eigenlijk nergens tegenaan gelopen nog).

In die kern zie ik best vaak een soort twee-kampen-situatie. Geen strijdgewoel maar wel een verschil in kijkrichting, ervaring en slagkracht. De zaal die de Warmtewet uitgelegd kreeg, had wel erg veel praktische vragen waar de uitleggers niet helemaal het gewenste antwoord op hadden. De bedrijven die gebieden energieneutraal willen maken, lijken nog een aardige afstand tot de voortuintjes te moeten overbruggen, en daarna moeten ze de keukentafel nog zien te bereiken. De lokale energiemensen lopen te hoop tegen vooral het ministerie van EZ maar soms ook tegen netbeheerders en andere grote jongens.

Op de conferentie over Techniek, Duurzaamheid en NME (Natuur- en MilieuEducatie), over energie in het onderwijs zeg maar, lag het wat anders. Daar was ik (met misschien nog één andere aanwezige) zo ongeveer de enige die echt van buiten was. NME heb ik voor de zekerheid maar even opgezocht (van educatie had ik al wel een vermoeden wat het zou inhouden). Met zonnepanelen inclusief meetschermen en knopjes kun je kinderen hopelijk al wat liefde voor techniek bijbrengen, en hun ouders en de rest van de buurt betrek je bij de school door ze de panelen te laten financieren. Meting van het binnenklimaat in de klas leert de kinderen wat over stofjes en gezondheid en als ze dat aan hun ouders doorvertellen, gaan die bij de schoolleiding klagen over de staat van het gebouw, waarna de gemeente de portemonnee moet gaan trekken.

En bij de avond over de Amsterdamse Energie, in het kader van de uitgebreide en uitermate boeiende cyclus over de circulaire economie en de circulaire stad in Pakhuis De Zwijger, kwam veel samen. In het kort: al die energie-initiatieven van onderaf zijn nuttig, leuk en leerzaam, maar de (infra)structuur er om- en overheen verdient ook aandacht en aansturing. Ook al was het in Amsterdam, ik uit Utrecht wil best toegeven dat ik er wat aan had. Met een hoofdknikje, niet hardop natuurlijk.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *