Een warmtepensioen

download (1)“De burger vertelt wat belangrijk is, de consument laat zien waar prioriteiten liggen.” Een mooie uitspraak over het verschil tussen wat we zeggen en wat we doen. Ik hoorde ‘m afgelopen week in Pakhuis De Zwijger in Amsterdam bij een discussieavond over het energieneutraal krijgen van onze gebouwde omgeving. Bas van de Griendt van projectontwikkelaar BPD (voorheen Bouwfonds) deed ‘m, ik denk als nieuwe versie op zijn standaarduitspraak van de afgelopen jaren “Baat het niet dan gaat het niet”.

Hij noemde zichzelf en zijn beroepsgroep ook graag werkers van de tussentijd. Geen eindbeelden of andere fantasieën maar werken aan dingen die mensen nu willen, en proberen daarbij wel alvast over straks na te denken. Dat een projectontwikkelaar zich zo ziet, is logisch (ze bouwen immers om te verkopen, niet om te hebben en houden) en ook interessant omdat ook juist mensen uit de nieuwe economie, de nieuwe ruimtelijke ordening, het nieuwe werken, zich als makelaars van de tussentijd afficheren. Een tussentijd die begon met de economische crisis en die misschien eindigt als de oude orde weer is hersteld, dus wanneer projectontwikkelaars weer de macht hebben over wat er waar voor wie wordt gebouwd.

Vanuit het vakgebied energie & gebouwde omgeving, subgroep projectmatige nieuwbouw, hebben projectontwikkelaars ook zo’n tussenrol. Naast het bouwen van woningen om door te verkopen, hebben ze ook een schakelfunctie naar de energiemarkt. Bij projectmatige nieuwbouw werd en wordt wel eens voor een collectieve verwarmingsoptie gekozen. Uitbreiding van stadsverwarming, een collectief warmtepompsysteem, wijkverwarming uit vergisting van rioolslib.

Het begint met het aanwijzen van een gebied voor woningbouw. Overheidstaak, bestemmingsplan. Ontwikkelaars hadden de grond al of kopen die alsnog. De gemeente zelf of samen met ontwikkelaars denkt na over de energievoorziening. Dan komt de energiemarkt in beeld. Voor individuele energieopties is de ontwikkelaar aan zet. Voor iets collectiefs doet de gemeente vaak mee. De projectontwikkelaar is handelaar in huizen én in warmteklanten. Hij bouwt een huis en verkoopt dat, en de koper koopt huis plus aansluiting op het warmtenet. Voor het warmtebedrijf is de ontwikkelaar dus vooral een tussenschakel. Liefst eentje die het het warmtebedrijf makkelijk maakt: zorgen voor gelijkmatige afname van niet al te heet water (het warmtebedrijf wil niet teveel stoken) en teruglevering graag ook op gewenste temperatuur en hoeveelheid. Want anders kan het warmtenet financieel niet uit.

Een collectieve voorziening kan voordelen hebben en staat individuen vaak weinig maatwerk toe. Zie pensioenen, verzekeringen en de trein. Onder andere vanuit het groeiende leger zzp-ers wordt aan het oude collectieve pensioensysteem gemorreld. Ook niet-werknemers moeten net zo fiscaal gunstig voor de eigen oude dag kunnen beleggen.

Het was niet zo dat werkgevers werden gezien als toeleveranciers van klanten aan pensioenbedrijven. Woningbouwers, of gemeentes die een collectieve verwarming organiseerden, worden ook niet gezien als leveranciers van warmteklanten. In discussies en onderhandelingen voorafgaand aan dergelijke contracten was zo’n gevoel wél vaak te merken. Bouwen wij nou huizen zodat het warmtebedrijf een leuke business heeft?

De grote projectontwikkelaars gingen zelf energiebedrijfjes oprichten. Buizen aanleggen is ook gewoon aannemerswerk en met installaties kunnen ze ook wel uit de voeten. Exploitatie van een collectief energiesysteem, met lange terugverdientijden en nog langere eigen aanwezigheid, dus een wel erg lange tussentijd, bleek uiteindelijk toch te ver van hun bed en hun core business, zeker toen de crisis ze tot knopen tellen noopte.

Intussen kampen warmtebedrijven nog altijd met de spanning die aanwezig is bij een collectieve voorziening in een maatschappij met mondiger en kundiger consumenten en met technische alternatieven. De burger is misschien nog wel te overtuigen, met sommetjes en analyses over de waarde van een collectieve voorziening. De consument heeft ook andere wensen en noden.

Slagen warmtebedrijven erin om die consument, en zijn voorloper in de keten: de projectontwikkelaar, voor zich te winnen? De keten-voorloper van de projectontwikkelaar, de gemeente, dat lukt nog wel (hoewel zeker niet altijd). Ik zie wel ontwikkelingen in de warmtesector die de goede kant op gaan. De oude krampachtigheid (discussiëren en onderhandelen vanuit de spreadsheet, waarbij alles wat afwijkt het rendement verlaagt) zie ik ook nog. En bij gemeentes begint soms twijfel mee te spelen.

Zou het helpen wanneer de koper van de woning meer mee kan praten? Er is gemor onder stadsverwarmingsklanten. Er is ook tevredenheid, maar die blijft onder de oppervlakte. Aanstaande woningkopers willen soms die stadsverwarming helemaal niet. Ook hoorde ik er afgelopen week eentje die voor het tekenen van het koopcontract mocht kiezen: stadsverwarming of iets individueels, onder de voorwaarde dat de energieprestatie ervan beter zou zijn. Hij koos… stadsverwarming. Van meepraten naar mee-beslissen. En dan naar mede-eigenaar zijn, van de collectieve energievoorziening die aan je huis is verbonden?

Zouden gemeentes, projectontwikkelaars en warmtebedrijven zo’n open keuzeproces en het open zetten van het eigenaarschap aandurven? Zullen we ons eens laten verrassen? Is het voor zoiets intussen tijd?

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *